Protest is zinloos
Ik heb in mijn jeugd nooit echt geleerd om te protesteren. Dat was onveilig, want op protest volgde een “silent treatment”. Toen ik nog jong was, drie of vier jaar oud, werden mijn zus en ik allebei in het gezicht gebeten door onze hond. Jarenlang geloofde ik dat ik dat zelf had uitgelokt. Dat was namelijk wat mijn moeder ons vertelde. De hond werd afgemaakt. En dat was, volgens haar, onze eigen schuld. We hadden de hond maar niet moeten uitdagen.
Pas jaren later realiseerde ik me dat wij als kleine kinderen daar helemaal niet verantwoordelijk voor gehouden konden worden. Dat we als spelende en ontdekkende kinderen erop mochten vertrouwen dat onze ouders toezicht hielden. Dat we nog niet konden begrijpen dat het knijpen in de staart van een herdershond agressie kon oproepen. En waarschijnlijk had ze gewoon een slok te veel op. Want (veel) drinken in de jaren tachtig was vrij normaal. Het wegdrinken van twee literpakken witte wijn alleen op de bank was eigenlijk een verslaving, maar dat werd pas veel later duidelijk, omdat ze naar de buitenwereld toe prima leek te functioneren.
Onvermogen
Ik moest altijd lief zijn. “Ach Den, wees eens lief en …” — sigaretten en drank halen met een briefje, het huis opruimen, een hyperonafhankelijkheid ontwikkelen om maar voorbeeldige kinderen te zijn. Pas later zag ik het onvermogen van mijn moeder. Ze wist alles zo te draaien dat het nooit haar schuld was. Toen ze haar enkel brak, was het mijn schuld. Ze was gevallen over potloden die ik op de grond had laten liggen. Daar heb ik me jarenlang schuldig over gevoeld. Totdat ik besefte dat ze waarschijnlijk weer een slok te veel op had.
Wanneer we gingen logeren — en eindelijk konden ontspannen, omdat het veilig voelde — waren onze logeerouders altijd enthousiast: we waren zulke voorbeeldige kinderen! Waarop mijn moeder dan zei dat we alleen zo waren als we níet thuis waren. Welke factor daar de grootste invloed op had, kon ze zelf niet helemaal inzien.
Of later, toen ze hertrouwd was en we met ons samengestelde gezin uit eten gingen: dan koos ze niet wat ze lekker vond, maar iets wat ze nog nooit had gehad. “Want je moet altijd nieuwe dingen proberen.” Het resultaat: boosheid, omdat ze het niet lekker vond — en niemand van ons haar naar urine ruikende niertjes wilde ruilen voor wat wij besteld hadden.
Of hoe ze lyrisch kon vertellen dat ze, als ze het over mocht doen, nooit meer kinderen zou nemen. Ze begreep zelf de impliciete boodschap niet. Ze was een gekwetste vrouw die nooit echt de gelegenheid heeft genomen om naar zichzelf te kijken. Dat was te spannend. Ze “was nu eenmaal zo”, en de wereld moest haar maar accepteren zoals ze was. Dat ze niet kon verbinden, geen liefde kon tonen — dat is niet vreemd. Ze heeft het zelf ook nooit meegekregen.
Emotioneel gehandicapt
Tijdens het opgroeien heb ik veel verschillende vormen van emotioneel onvolwassen gedrag meegemaakt bij haar. En daardoor had ik nooit echt een goed voorbeeld van wat trots zijn eigenlijk betekende. Of van wat ik wel of niet hoefde te accepteren van anderen.
Toen ik afstudeerde aan de hbo zei ze ineens, met veel pathos, dat ze zó trots op me was. Maar ik begreep het niet en vroeg: “Waarom ben je dan zo trots?” Een antwoord heb ik nooit gekregen, maar boos wás ze wel.
Of toen ik schoorvoetend mijn coming-out met haar deelde: ze vond het geweldig, want ze was zelf ook ineens biseksueel, zei ze. Mijn moment werd vooral háár moment. De grenzeloosheid van haar gedrag maakte dat ik me ging voegen, aanpassen, heel hard ging werken — en dat later ook in mijn werkleven projecteerde. Ik heb echt een paar keer nodig gehad om letterlijk tegen de lamp te lopen om deze levensles te begrijpen.
Het is een lange weg geweest om mijn eigenwaarde te vinden. Om uiteindelijk nee te zeggen tegen dingen die ik niet wilde, en trots te zijn op wat ik heb bereikt — of gewoon op wie ik ben. Dat vier ik zo vaak mogelijk. Niet per se op een boot in de grachten van Amsterdam. Dat deed ik ooit (twee jaar) om anderen te pleasen en daarmee gezien te worden. Maar ervan genieten kon ik toen niet.
Compassie
Nu ik als lichaamsgericht therapeut met dit onderwerp werk, merk ik dat ik steeds meer compassie voel voor anderen. Ook voor mijn moeder, mijn vader en voor mezelf. Soms oordelen we over wat iemand laat zien, maar meestal weten we niets van de wereld achter die persoon. Wat iemand heeft meegemaakt, heeft moeten doorstaan, of hoe alleen iemand zich kan voelen. Of oordelen we over onszelf.
Dus laten we vieren dat we deze mensen mogen ontmoeten. Laten we onze oordelen achter ons laten en met mededogen kijken naar onszelf, en naar wat er in de wereld om ons heen gebeurt.
En als je goed kijkt, zie je soms een regenboog.
Emotionele hygiëne
Met compassie kijken naar het onvermogen van je ouders is al heel wat. Het vraagt moed en een breuk met de onvoorwaardelijke loyaliteit die kinderen voor ouders hebben, wat er ook gebeurt.
Het is ook belangrijk om te werken aan je bewustwording, om scherp te blijven of je authentiek handelt. Een regelmatige beoefening met meditatie, lichaamswerk of ademwerk helpt daarbij. Niet als het mis gaat, maar als preventie. Net als tandenpoetsen. Dat doe je ook niet pas als je een gaatje hebt, of je als je omgeving je vraagt dat te doen.
Herken je dat en wil je het daar eens met iemand over hebben? Plan een kennismaking met me in. Dat is helemaal vrijblijvend.